Bodemenergie krijgt meer voet aan de grond door aardgasvrije wijken, maar grote collectieve warmteprojecten brengen ook hun eigen uitdagingen met zich mee. Op de BodemenergieNL-themabijeenkomst ‘Aardgas eruit, bodemenergie erin’ gingen sprekers en bezoekers in gesprek over deze en andere kwesties in de ondergrond.
Met 120 miljoen euro proberen 27 gemeenten van het aardgas af te gaan, 31 gemeenten hebben hun handtekening onder de Green Deal Aardgasvrije Wijken gezet en aan de Klimaatakkoord-tafels wordt gewerkt aan plannen voor gasloze corporatiewoningen en utiliteitsgebouwen. Gemeenten moeten en willen van het gas af en dat betekent een andere, meer grootschalige markt voor bodemenergie. Dat biedt nieuwe kansen én uitdagingen, stelde onder andere senior adviseur Lambert den Dekker van DWA tijdens de themabijeenkomst van BodemenergieNL op 6 december.
Aan de hand van het thema ‘Aardgas eruit, bodemenergie erin’ deden experts op de bijeenkomst uit de doeken hoe gemeenten warmteplannen maken en hoe bodemenergie succesvol in die plannen wordt toegepast. Met prikkelende stellingen en vragen tussen elke presentatie door bleef de zaal bij het thema betrokken: is bodemenergie duurzamer dan zon, wind en warmtenetten? En krijgen we genoeg technische mensen opgeleid voor meer bodemenergiesystemen in Nederland?
Bodemenergie cruciaal voor warmte in wijken
Om gemeenten te helpen keuzes te maken in duurzame warmte, biedt DWA een tienstappenplan voor aardgasloze wijken aan. Warmtetechnische overwegingen spelen daarin zeker een rol, maar vormen uiteindelijk een relatief klein deel volgens Den Dekker. “Het proces en de communicatie rond dat proces is een veel groter vraagstuk. Het gaat aan de ene kant om leiding geven (gemeenten) en aan de andere kant om verleiden (inwoners en andere vastgoedeigenaren).” Ongeacht de politieke en technische keuzes die hierin gemaakt worden, is bodemenergie cruciaal voor de warmtetransitie in wijken volgens de senior adviseur: “Het is tegelijkertijd een laagwaardige bron voor warmtepompen en een opslagmedium voor omgevingswarmte (thermische energie uit oppervlaktewater, afvalwater en drinkwater, oftewel TEO, TEA en TED).”
Geen leidraad voor warmtevisie
Voor 2021 dient er in elk gemeentehuis een transitievisie warmte op papier te staan die aangeeft welke wijk welke warmteoplossing krijgt en op wat voor tijdspad. Maar hoe zo’n warmtevisie eruit ziet, daar bestaat nog geen leidraad voor, stelde Marianne van Dijk, projectleider van de energie- en warmtetransitie bij de provincie Utrecht. Op de themabijeenkomst legde Van Dijk uit hoe de provincie gemeenten helpt door te bemiddelen tussen partijen en door kennis, techniek en financiering bij elkaar te brengen.
Kritisch op vergunningen én regels
Ruimtelijke ordening in de ondergrond staat nog in de kinderschoenen, zei de provinciaal projectleider. “Gemeenten hebben regie over wat bovengronds gebeurt, de provincie houdt zich bezig met drinkwater en bodemenergie en het Rijk gaat over de diepe ondergrond. Wij zetten ons in dit speelveld graag in als samenwerkingspartner.” In het stadsdeel Beurskwartier kijkt de provincie bijvoorbeeld strenger naar te groot verleende WKO-vergunningen en naar de energetische prestaties van vergunningsaanvragen. Tegelijkertijd houdt de provincie Utrecht oog voor barrières in regelgeving die bodemenergieprojecten onnodig dwarsbomen.
Andere business case voor installateurs
Hele wijken van het aardgas af halen is niet alleen een uitdaging voor gemeenten, maar ook voor installateurs, legde programmamanager energie en duurzaamheid Thomas Piessens van UNETO-VNI uit. De installateurskoepel, die vanaf januari Techniek Nederland gaat heten, verwacht dat de businesscase en werkwijze van installatiebedrijven sterk gaat veranderen. Daarbovenop komt dat het kennisniveau van installateurs over warmtetechnieken niet altijd hoog genoeg is, waarschuwde Piessens. “En er is nog beperkt data beschikbaar hoe duurzame warmtesystemen in de praktijk werken. Dat stelt installatiebedrijven voor technische en financiële risico’s.” UNETO-VNI werkt daarom aan hulpmiddelen om installateurs meer te leren over warmtepompen, bijvoorbeeld met de Keuzehulp Duurzaam Verwarmen.
Meer vraag naar warmte
Wat betekenen al deze ontwikkelingen voor bodemenergiebedrijven? Dat gemeenten én particulieren meer vraag hebben naar warmte uit de ondiepe ondergrond, merkt commercieel manager Dick van Harlingen van ingenieursbureau VHGM. “Als ik kijk naar de aanvragen uit de markt en de samenwerkingen tussen gemeenten, overheden en bedrijven, dan is dat heel positief. Ook de fikse aankoop van individuele systemen laat zien dat mensen actiever omgaan met hun warmtevoorziening.”
Tegelijkertijd betekent meer bodemenergiesystemen ook meer werk voor gemeenten, zeker als een bron in de openbare ruimte staat. Dat was het geval bij de WKO die VHGM in 2010 aanlegde voor het Amsterdamse Apollo House. Nauwe samenwerking met de gemeente is dan erg belangrijk, benadrukte Van Harlingen, bijvoorbeeld bij wegafsluitingen, trillingsmetingen en als grondwater geloosd moet worden. Waar het ingenieursbureau wel even op moest wachten bij de gemeente, was het recht op opstal. “Het is leuk om het verschil met nu te zien. Het versoepelen van regels blijft lastig, maar gemeenten kunnen nu wel meer op hun eigen manier invulling geven aan bodemenergieprojecten. Daar gebruiken ze ook kennis uit de markt voor. Dat samenspel zorgt ervoor dat we de bodem zo goed mogelijk gaan benutten.”
Niet het wiel opnieuw uitvinden
Zowel de verhalen van de sprekers als de stellingen tussen de presentaties door hielden de zaal volop bezig. Want wat is er bijvoorbeeld te doen aan het dreigende technische personeelstekort? Helaas niks, somberden twee bezoekers. Of toch wel? Technieken als machine learning en model predictive control kunnen bedrijven helpen en ondersteunen, klonk een andere stem. “Maar waar we als markt dan mee moeten ophouden, is bij elk project het wiel opnieuw uitvinden. In plaats daarvan moeten we toewerken naar gestandaardiseerde oplossingen.” Een betoog waar, getuige het applaus, bodemenergiebedrijven zich wel in konden vinden.