Wet- en regelgeving

Bij de toepassing van bodemenergiesystemen speelt de wet- en regelgeving een voorname rol. Deze wet- en regelgeving kan verdeeld worden in algemene en locatiespecifieke wetgeving voor open en gesloten bodemenergiesystemen.

  1. Home
  2.  → Wet- en regelgeving

Open bodemenergiesystemen

Omgevingswet

De aanleg en het gebruik van open bodemenergiesystemen vereist een omgevingsvergunning van de provincie in het kader van de Omgevingswet die op 1 januari 2024 is ingegaan. De Omgevingswet is onder andere nader uitgewerkt in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Daarin zijn bodemenergiesystemen aangewezen als een milieubelastende activiteit met vergunningsplicht (paragraaf 3.2.6).

Per provincie kan afgeweken worden van de vergunningsplicht als de hoeveelheid grondwater die wordt onttrokken niet meer is dan 10 m3/u. Als dat zo is, wordt dat vermeld in Omgevingsverordening van de provincie en geldt een meldplicht (minimaal 4 weken voor de start van de activiteit).

Voor het verkrijgen van een vergunning worden de o.a. de potentiële milieuhygiënische en hydraulische gevolgen van het open systeem onderzocht en waar mogelijk beperkt of voorkomen. De vergunning vervult daarmee een belangrijke rol in de borging van de kwaliteit van bodem en grondwater. De vergunningsaanvraag wordt door bevoegd gezag beoordeeld op basis van de regels uit hoofdstuk 8 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).

In de Omgevingswet zijn voor open bodemenergiesystemen voorschriften ten aanzien van startmelding, monitoring en registratie eisen etc. vastgelegd, het uitgebreide overzicht staat in § 4.112 Besluit activiteiten leefomgeving

m.e.r.-beoordeling

Naast de omgevingsvergunning dient er ook een project-m.e.r.-beoordeling gedaan worden. In deze beoordelingsprocedure moet aangetoond worden dat er geen milieueffecten rapportage (m.e.r.) nodig is. Hiervoor wordt een aanmeldingsnotitie ingediend bij het bevoegd gezag, waarin de effecten van het systeem op de omgeving zijn beschreven, aangevuld met een aantal specifieke milieugerelateerde thema’s. Na het verkrijgen van het m.e.r.-beoordelingsbesluit kan de omgevingsvergunning ingediend worden.

Gesloten bodemenergiesystemen

Alle gesloten bodemenergiesystemen zijn meldingsplichtig. Waar en wanneer een gesloten bodemenergiesysteem vergunningsplichtig is, bepaalt de gemeente middels het Omgevingsplan. Per 2024 zijn als overgangsfase naar een nieuw Omgevingsplan de bestaande rijksregels voor gesloten bodemenergiesystemen van vóór 2024 middels de “bruidsschat” naar een tijdelijk deel van het Omgevingsplan overgezet. Dit is geregeld middels het Invoeringsbesluit Omgevingswet; er is een overgangsfase tot eind 2031.

Dit betekent in de praktijk dat in de meeste Omgevingsplannen vooralsnog is opgenomen dat voor gesloten bodemenergiesystemen die een bodemzijdig vermogen hebben van meer dan 70 kW en alle systemen die binnen een interferentiegebied liggen (ongeacht het bodemzijdig vermogen), een vergunningplicht geldt. Het is noodzakelijk per projectlocatie de actuele regels te verifiëren.

In de Omgevingswet zijn voor gesloten bodemenergiesystemen voorschriften ten aanzien van startmelding, monitoring en registratie etc. vastgelegd, het uitgebreide overzicht staat in § 4.111 Besluit activiteiten leefomgeving.

Wetgeving lozingen

Bij de aanleg van open en gesloten bodemenergiesystemen en bij het onderhoud van open bodemenergiesystemen komt grondwater vrij. De wijze waarop het vrijkomende water geloosd kan worden is project- en locatiespecifiek. Mogelijke lozingsroutes zijn op het riool, het oppervlaktewater of door het terugbrengen van het water in de bodem. In de handreiking lozingen staat aangegeven wat de voorkeursvolgorde is voor het afvoeren van het water.

Afhankelijk van de lozingsroute moet een lozingsvergunning worden aangevraagd. Wanneer het water wordt geloosd op het riool of het oppervlaktewater, dan is een vergunning of melding bij het betreffende bevoegd gezag noodzakelijk. Als het water middels een spuifilter wordt teruggebracht in de bodem, dan is er geen lozingsvergunning nodig. Wel moet het onttrekken en weer infiltreren van dit grondwater worden vastgelegd in de omgevingsvergunning.

Locatiespecifieke wetgeving

Naast de algemene wetgeving voor het aanleggen van bodemenergiesystemen, is er veelal locatiespecifieke wetgeving waar rekening mee gehouden moet worden. Deze wetgeving wordt in het ontwerp van bodemenergiesystemen betrokken als er op basis van de ligging van het systeem redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze wetgeving van toepassing is.

Op het Omgevingsloket kan een vergunningscheck worden gedaan en kunnen met behulp van een landkaart de specifieke regels voor een projectlocatie worden opgezocht.

Wetgeving bronnen en leidingen buiten het eigen terrein

Bij de aanleg van bronnen of lussen en leidingen buiten de eigen perceelgrenzen moet toestemming verkregen worden van het bevoegde gezag. Bij het opbreken van de openbare straat moet een opbreekvergunning in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening worden aangevraagd. Ook voor het leggen van leidingen en bronnen/lussen in gemeentegrond is zo’n vergunning nodig. Wanneer bronnen/lussen worden geplaatst in gemeentegrond, dan is het in veel gemeentes mogelijk om een ontheffing te krijgen. Gaat het om Rijksgrond, dan moet gecontroleerd worden of een omgevingsvergunning bij Rijkswaterstaat aangevraagd moet worden. Dit kan via het Omgevingsloket.

Certificering en erkenning

Voor het ontwerp, de realisatie, beheer en het onderhoud van bodemenergiesystemen zijn beoordelingsrichtlijnen opgesteld. Het ondergrondse deel van bodemenergiesystemen valt onder de BRL SIKB 11000 en protocol 110001 is hierop van toepassing. De regels voor het bovengrondse deel staan beschreven in de BRL 6000-21/00. De boorwerkzaamheden van een bodemenergiesysteem vallen onder de BRL SIKB 2100.

Deze regels zijn ontwikkeld om het gebruik van bodemenergie te stimuleren en daarbij het belang van de bescherming van de ondergrond te borgen. Het opvolgen van de eisen uit de richtlijnen levert robuuste en betrouwbare systemen op, die daadwerkelijk energiebesparing opleveren en die op een duurzame manier gebruik maken van de ondergrond. Om de kwaliteit te waarborgen moeten alle bedrijven die werkzaamheden voor het bodemenergiesystemen uitvoeren, gecertificeerd zijn conform de scopes uit de BRL richtlijnen waarvoor zij werkzaamheden uitvoeren.

Meer informatie en de laatste stand van zaken over de beoordelingsrichtlijnen vindt u op de website van SIKB en Informatiepunt Leefomgeving.