Het huidige wetsvoorstel voor de Wet collectieve warmte (Wcw) houdt onvoldoende rekening met gebouwgebonden warmtesystemen en leidt daardoor tot onnodige administratieve lasten voor gemeenten en verhuurders. Een nieuwe categorie in de Wcw voor gebouwgebonden collectieve systemen binnen een appartementengebouw of binnen een perceelgrens zou hierin verlichting kunnen bieden. Dit geldt voor collectieve bodemenergiesystemen maar ook voor andere collectieve oplossingen, zoals met lucht-water warmtepompen.
We spraken hierover met Willem Bastein, bestuurslid en lid van de juridische werkgroep bij Branchevereniging Bodemenergie.
Bescherming van inwoners
De Wet collectieve warmte (Wcw) moet ervoor zorgen dat collectieve warmtesystemen zoals stadsverwarming en warmte- en koudeopslagsystemen de komende jaren verder ontwikkeld kunnen worden. De Wcw vervangt de huidige Warmtewet.
Het belangrijkste doel van de Wcw is om consumenten en andere afnemers beter te beschermen tegen hoge energiekosten, en te zorgen voor duurzame en betrouwbare levering van warmte. Veel grote collectieve warmtesystemen zijn nu nog in handen van commerciële bedrijven. De Wcw bepaalt dat warmtebedrijven voor meer dan 50% in handen komen van overheden, zoals gemeenten of provincies. Op deze manier hebben overheden altijd het laatste woord bij het bepalen van het beleid van het warmtebedrijf en de warmtenetten.
Willem Bastein licht toe waar de Wcw bodemenergie raakt: “Waar men bij collectieve systemen vaak denkt aan grote warmtenetten, biedt gesloten bodemenergie een verrassend alternatief: seizoensopslag van warmte en koude zonder verdere aansluiting op een warmtebron. Voor gemeenten is dit belangrijk in verband met hun regierol die wordt uitgebreid via de Wgiw en de vele buurtinitiatieven die nu ontstaan. Voor eindgebruikers bieden kleine collectieve systemen met bodemenergie veel voordelen, zoals onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen, keuzevrijheid met betrekking tot de (warmte)leverancier en veel lagere energiekosten.”
Gemeenten aan zet
De centrale regierol van gemeenten met betrekking tot de energietransitie wordt vergroot. Gemeenten krijgen meer zeggenschap en verantwoordelijkheid, wat de ontwikkeling en uitbreiding van collectieve warmtevoorzieningen bevordert.
Gemeenten bepalen onder andere wáár een collectieve warmtevoorziening komt en wie de collectieve warmtevoorziening mag aanleggen en exploiteren. Volgens de Wcw mag een warmtebedrijf of warmtegemeenschap zelfs alleen collectieve warmte transporteren en leveren als de gemeente hiermee heeft ingestemd. Deze instemming kan gegeven worden door (1) het aanwijzen van een warmtebedrijf voor een warmtekavel of (2) het verlenen van een ontheffing voor een klein collectief warmtesysteem.
Met een aanwijzing heeft het warmtebedrijf enerzijds de exclusieve bevoegdheid om warmte te leveren in een warmtekavel en anderzijds de verplichting om in de warmtekavel een collectieve warmtevoorziening te realiseren en warmte te leveren. De gemeente toetst of een warmtebedrijf dat in warmtekavel een collectieve warmtevoorziening wil exploiteren, de leveringszekerheid ook daadwerkelijk kan borgen.
Waar wringt de schoen?
“De Wcw onderscheidt drie categorieën: warmtenetten met meer dan 1.500 aansluitingen (grote collectieve systemen), warmtenetten met minder dan 1.500 aansluitingen (kleine collectieve systemen) en collectieve systemen waarbij warmte geleverd wordt aan maximaal 10 aansluitingen. Warmtebedrijven mogen alléén warmte leveren via grote collectieve systemen met een aanwijzing van de gemeente, waarbij zij gebonden zijn aan voorschriften, rapportages en regels. Voor kleine collectieve warmtesystemen (tot 1.500 aansluitingen) kunnen warmtebedrijven een ontheffing aanvragen, waardoor de regulering minder zwaar is. Voor systemen op gebouwniveau zijn er echter geen aparte uitzonderingen. En daar wringt de schoen,” aldus Willem Bastein
Voor alle systemen met 10 of meer aansluitingen geldt straks namelijk een meldplicht. Ook bij bestaande systemen en bij systemen die voor één gebouw gemaakt zijn.
Melding of ontheffing?
Voor collectieve systemen met meer dan 10 of meer aansluitingen moet de eigenaar van het systeem een melding doen of een ontheffing aanvragen. Dit geldt ook voor VvE’s en voor verhuurders met bestaande installaties. De melding moet gedaan worden bij de gemeente. Willem Bastein: “En als een melding gedaan wordt, kan de gemeente bepalen dat er ook een ontheffing nodig is. Aan de ontheffing kunnen dan weer voorwaarden verbonden worden. Dit brengt enorm veel extra administratieve taken met zich mee voor alle partijen – zowel de gemeente, de VvE en de verhuurder gaan dit merken. En door de wijzigingen ten opzichte van de warmtewet vallen er straks ook nog eens meer systemen onder deze wet.”
De problemen die dit met zich meebrengt, zijn nog een blinde vlek bij het ministerie van Klimaat en Groene Groei. Er wordt bijvoorbeeld aangenomen dat dit enkele tientallen tot honderden kleine systemen betreft, maar in de praktijk zal dit eerder vele duizenden systemen betreffen. Hoe zit dat? Willem Bastein licht toe: “Veel kleine collectieve energiesystemen staan nu namelijk nergens geregistreerd. Immers leveren kleine bodemenergiesystemen geen warmte, maar zijn dit eigenlijk “warmtebatterijen” met warmteopslag in de bodem. De warmte uit de bodem wordt met behulp van een warmtepomp in het gebouw tot de gewenste temperatuur opgewaardeerd. Maar ook systemen met een collectieve lucht-water warmtepomp vallen straks onder deze regels.”
Binnen het perceel
Het beoordelen van al deze kleine collectieve systemen gaat een flinke kluif worden voor de gemeenten. Ik denk dat het verstandig is om de gebouwgebonden installaties waarbij alles binnen het perceel blijft, buiten de Wcw te houden. Zeker voor nieuwbouw maar ook bij renovatie zullen marktpartijen anders eerder kiezen voor individuele oplossingen die aanzienlijk minder efficiënt zijn, meer geluidsoverlast veroorzaken en een grotere belasting voor het elektriciteitsnet zijn. En dat terwijl onze bodem júist ongelooflijk goed geschikt voor bodemenergiesystemen! Zowel voor wat betreft de aanleg van de systemen als de opslagcapaciteit van de bodem.”
Conclusie
Collectieve warmtesystemen die alleen binnen één gebouw of perceel gebruikt worden, zouden buiten de Wcw moeten vallen. Deze categorie zou eventueel wel een meldplicht kunnen hebben zónder de mogelijkheid voor gemeenten om een ontheffing te eisen. Hierdoor worden gemeenten niet opgezadeld met extra regelgeving en beoordeling en wordt de nieuwbouw niet onnodig geremd of duurder door te veel administratieve lasten.
Leestips
https://branchevereniging.bodemenergie.nl/mini-warmtenetten-als-duurzame-revolutie/
https://branchevereniging.bodemenergie.nl/bodemenergie-en-de-wcw-verduurzamingsopgave-seizoensopslag-voor-warmtenetten-biedt-belangrijke-kansen/