Er zijn al lange tijd veel vragen over het wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw), ook wel bekend als de Warmtewet 2.0. Zeker sinds de aanvulling van minister Jetten over het voornemen tot het nationaliseren van warmtenetten, op te nemen in deze wet, is er veel onrust ontstaan op de markt. Deze notitie is bedoeld om een aantal punten uit het wetsvoorstel op een rij te zetten die van belang zijn voor de marktpartijen en de bodemenergiebranche, en hier nadere uitleg aan te geven.
Door: Judith Alkema, verenigingsjurist
Belangrijke thema’s
De wet is al meerdere keren uitgesteld, en is ook op dit moment nog niet helemaal compleet. De tekst zoals deze in 2020 in consultatie is geweest, dus zonder hoofdstuk 12, is momenteel nog de enige beschikbare tekst. Vanaf juni 2023 wordt de nieuwe tekst waarschijnlijk in de Tweede Kamer behandeld.
Ondanks dat de tekst niet helemaal volledig is, zijn er al wel veel thema’s en onderwerpen uit te halen waar men alvast rekening mee kan houden.
Kort samengevat stelt de Wcw dat warmtelevering voortaan geschiedt via het vaststellen van warmtekavels (door gemeenten dan wel provincies). De warmtekavels worden van warmte voorzien door een aangewezen warmtebedrijf (aangewezen door de gemeente waar het grootste deel van de kavel zich in bevindt dan wel in overleg) en een aangewezen warmtetransportbeheerder. De producent van warmte hoeft niet aangewezen te zijn door het bevoegde gezag. Opwekking en levering van warmte geschiedt via collectieve warmtesystemen (warmtenetten). De warmtenetten dienen op termijn in ieder geval voor 51% in handen te zijn van de overheid. Bijzonder detail hier overigens is dat het warmtebedrijf dat de warmte levert qua infrastructuur in handen moet zijn van de overheid, niet per se het warmtenet zelf. Het meerderheidsaandeel in publieke handen moet zorgen dat de overheid zeggenschap heeft over de infrastructuur.
Partijen
Aansluitingsverantwoordelijke: degene die een warmtetransportaansluiting heeft. Deze definitie van partij is nog wat vaag, omdat niet duidelijk wordt gemaakt vanaf welke zijde de warmtetransportaansluiting zit en welke partij dus verantwoordelijk is voor de aansluiting.
ACM: Autoriteit Consument en Markt krijgt onder deze wet kennelijk een grotere toezichthoudende rol op met name warmtebedrijven. Onder de Wcw moeten aangewezen warmtebedrijven en warmtetransportbeheerders jaarlijks informatie over de uitvoering van hun taken aanleveren.
College van burgemeester en wethouders: de gemeente als bevoegd gezag.
Gedeputeerde staten: deprovincie als bevoegd gezag.
Gebouweigenaren (alleen of als VvE)
De minister: de minister van Economische Zaken en Klimaat.
Producent: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zich bezighoudt met de productie van warmte.
Producent van restwarmte: natuurlijk persoon of rechtspersoon die in zijn bedrijfsvoering restwarmte genereert.
Verbruiker: een afnemer, klein of groot.
Verhuurder: eigenaar van een voor verhuur bestemde verblijfsruimte in Nederland.
(Aangewezen) Warmtebedrijf: natuurlijk persoon of rechtspersoon die zich bezighoudt met het transport en de levering van warmte en de productie of inkoop van warmte ten behoeve daarvan.
Warmtetransportbeheerder: een onderneming kan op aanvraag door de Minister voor minimaal 20 tot maximaal 30 jaar worden aangewezen als warmtetransportbeheerder ten behoeve van transport van warmte in een bepaald gebied (gebied wordt benoemd in de aanwijzing).
Aandachtspunten
Wat ons bij de partijen al opvalt zijn onder andere de volgende zaken:
(1) Overlap tussen bevoegde gezagen: het college van burgemeester en wethouders wijst een warmtebedrijf aan, maar de minister wijst op advies van de provincie een warmtetransportbeheerder aan. In de bodemenergiemarkt is de kans dat de warmtetransportbeheerder en het warmtebedrijf één en hetzelfde bedrijf zijn aanwezig. Hoe dit wordt afgestemd tussen de decentrale overheden is vooralsnog onduidelijk.
(2) De aansluitingsverantwoordelijke en de warmtetransportaansluiting zijn onvoldoende duidelijk gedefinieerd. Met deze tekst kan een gebouweigenaar ook een aansluitingsverantwoordelijke zijn, dat lijkt ons niet de bedoeling.
(3) Bij de producent staat momenteel ook nog in de Tweede Kamer de vraag open wat ‘bezighouden met het opwekken van warmte’ precies betekent. Valt bijvoorbeeld ontwerp van een installatie daar ook onder, of betreft het puur de handeling van het opwekken van warmte. Ook staat in de wet opgenomen dat het verboden is om warmte te leveren zonder een aangewezen warmtebedrijf te zijn, dus hoe de producent precies in het plaatje past met betrekking tot de juridische verhoudingen is nog niet helemaal helder.
Hieruit blijkt al dat de verdere uitwerking van de Wcw nog wat tijd gaat kosten.
Termen en definities
Hier worden alleen de meest relevante termen voor de markt genoemd, die in de wet staan opgenomen bij de definities:
Collectief warmtesysteem: systeem waarbij een of meer warmtebronnen door middel van een warmtenet ontsloten worden voor de levering van warmte.
Economisch eigendom: bestond ‘officieel’ juridisch gezien niet, maar met opname in de Wcw wel. Economisch eigendom is eigenlijk een soort gebruiksrecht, zoals een exploitant heeft gedurende de exploitatieperiode. Na de exploitatieperiode valt het eigendom terug aan de eigenaar van in casu het systeem of warmtenet, etc. Economisch eigendom wordt geregeld in een overeenkomst en is iets anders dan juridisch eigendom.
Garantie van oorsprong voor warmte uit hernieuwbare energiebronnen: gegevens op een rekening die betrekking hebben op warmte uit hernieuwbare energiebronnen en waarmee wordt aangetoond dat een producent met zijn installatie een hoeveelheid warmte uit hernieuwbare energiebronnen heeft opgewekt.
Hernieuwbare energiebronnen: hernieuwbare energiebronnen als bedoeld in artikel 2 van de richtlijn 2018/2001/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328), zijnde;
1) “energie uit hernieuwbare bronnen” of “hernieuwbare energie”: energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, namelijk windenergie, zonne-energie (thermische zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, omgevingsenergie, getijdenenergie, golfslagenergie en andere energie uit de oceanen, waterkracht, en energie uitbiomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties, en biogas;
2) “omgevingsenergie”: van nature voorkomende thermische energie en geaccumuleerde energie in het milieu met afgebakende grenzen, die in de omgevingslucht, met uitzondering van afvoerlucht, of in oppervlakte- of rioolwater kan worden opgeslagen;
3) “geothermische energie”: in de vorm van warmte onder het vaste aardoppervlak opgeslagen energie
Dit is mogelijk een beperking als er nieuwe technieken worden ontdekt of toegevoegd, die niet direct te scharen zijn onder deze definitie. Nu is de term omgevingsenergie wel erg breed en kan daar mogelijk veel onder geschaard worden.
Klein collectief warmtesysteem: collectief warmtesysteem waarmee warmte wordt geleverd aan maximaal 500 kleinverbruikers, of 500 natuurlijke personen of rechtspersonen met elk een individuele leveringsaansluiting van maximaal 100 kilowatt die warmte afnemen van hun verhuurder, door middel van de met het collectief warmtesysteem verbonden centrale leveringsaansluiting, of via de vereniging van eigenaars of een daarmee vergelijkbare rechtsvorm waarbij deze personen zijn aangesloten door middel van de met het collectief warmtesysteem verbonden centrale leveringsaansluiting.
Opvallend is dat in het latere voorstel van minister Jetten een ‘klein collectief warmtesysteem’ wordt gekwalificeerd op 1500 aansluitingen, in plaats van 500. Dit kan gelezen worden als twee aparte kwalificaties, namelijk volgens de Wcw is een collectief systeem met 500 of minder aansluitingen klein, en volgens de Wcw geldt voor collectieve systemen met 1500 of meer aansluitingen de nationaliseringsplicht.
Ontheffingsgebied: een aangewezen gebied waar de verplichting alleen warmte te mogen transporteren en leveren door een aangewezen warmtebedrijf tijdelijk kan worden opgeheven, voor minimaal 20 tot maximaal 30 jaar.
Representatieve organisatie: rechtspersoon die de belangen vertegenwoordigt van producenten, warmtebedrijven of verbruikers in de warmtesector. Deze organisaties (mogelijk brancheverenigingen) krijgen een rol in het toezicht op en klachtbehandeling inzake de prestaties van warmtebedrijven.
Restwarmte: onvermijdelijke thermische energie die als bijproduct in de bedrijfsvoering van een onderneming wordt opgewekt en die zonder verbinding met een warmtenet ongebruikt terecht zou komen in lucht of water. Onder de Wcw kan men restwarmte ‘claimen’, indien er voorzieningen zijn aangelegd voor het transport en gebruik van die restwarmte.
Warmtebron: installatie waar warmte vrijkomt of warmte vrijgemaakt wordt. Wat we met name missen bij deze definitie is opslag, bodemenergiebronnen maken niet zozeer warmte vrij, maar slaan deze op voor later gebruik.
Warmtekavel: aaneengesloten gebied binnen een of meerdere gemeenten waarvoor een warmtebedrijf is of kan worden aangewezen.
Warmtenet: geheel van tot elkaar behorende met elkaar verbonden leidingen, bijbehorende installaties en overige hulpmiddelen ten behoeve van het transport van warmte naar een verbruiker of het transport van warmte van en naar een gebouw of werk van een producent, met uitzondering van de leidingen, installaties en hulpmiddelen die zijn gelegen in een inpandig leidingstelsel, een binneninstallatie en de leidingen, installaties en hulpmiddelen die zijn gelegen in een gebouw of werk van een producent.
Deze definitie (eerste deel van de zin) is wat ons betreft te ruim. Hiermee zou een individueel gesloten systeem met een warmtepomp ook een warmtenet kunnen zijn. We vermoeden dat dat niet de bedoeling is en dit is ook al teruggekoppeld aan het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Warmte uit hernieuwbare energiebronnen: warmte die is opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen of is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in een hybride productie-installatie die ook gebruik maakt van fossiele energiebronnen.
Nog niet opgenomen in de wet maar in het voorstel van de minister
Infrastructuur in publieke handen: gemeenten kunnen alleen warmtebedrijven voor een nieuw warmtekavel aanwijzen waarbij de infrastructuur in handen is van een of meerdere publieke partijen of waarbij een of meerdere publieke partijen door een meerderheidsaandeel in het warmtebedrijf doorslaggevende zeggenschap hebben over de infrastructuur.
Dit kan een warmtebedrijf zijn dat voor meer dan 50% van de aandelen in eigendom is van een of meerdere publieke partijen. Het kan ook om een joint-venture gaan van een warmteleveringsbedrijf met een warmtenetbedrijf, waarbij geldt dat het warmtenetbedrijf voor meer dan 50% in publieke handen is.
Bovendien wordt in het wetsvoorstel opgenomen dat voor de infrastructuur van kleine collectieve warmtesystemen met minder dan 1.500 aansluitingen niet de eis geldt dat de infrastructuur in handen van een publieke partij moet komen te liggen. Hierdoor is het voor private warmtebedrijven wel mogelijk om kleine collectieve warmtesystemen aan te leggen en te exploiteren. De nationalisering volgens de Wcw kent een ingroeiperiode van 7 jaar (juli 2024-juli 2031)
Ontbrekend/onvolledig:
Kwalificatie van collectief warmtesysteem. De definitie wordt genoemd als volgt: systeem waarbij een of meer warmtebronnen door middel van een warmtenet ontsloten worden voor de levering van warmte.
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen een individueel systeem of een collectief systeem. Wat uit de verdere tekst wel blijkt is dat er een ondergrens wordt gehanteerd van 10 aangesloten kleinverbruikers (kleinverbruiker = individuele leveringsaansluiting van maximaal 100 kilowatt (uitgezonderd huurders en vve’s). Alle systemen met 10 of meer aansluitingen of alleen grootgebruikers/zakelijke afnemers vallen daarmee onder de bepalingen van de Wcw, alles daaronder kan worden beredeneerd van niet. Dit wordt echter niet nadrukkelijk benoemd (zie ook het probleem bij de definitie van ‘warmtenet’). Daarnaast is de gebruikelijke terminologie van een collectief systeem in de praktijk anders, namelijk één systeem (dan wel gecombineerd systeem) waarop meerdere gebouwen zijn aangesloten dan wel een groter gebied van warmte voorziet.
Conclusie
Zoals uit bovenstaande blijkt verandert er voor de marktpartijen heel veel onder de Wet Collectieve Warmtevoorziening, maar we zien ook dat véél van de terminologie en bepalingen echt nog onvolledig zijn en niet hanteerbaar in de praktijk. De juridische werkgroep blijft hierover in overleg met het ministerie, waarbij hopelijk nog de nodige wijzigingen kunnen worden aangebracht wanneer de meest actuele tekst wordt voorgelegd aan de Tweede Kamer.
Voor vragen, mail ons gerust op juridisch@bodemenergie.nl